Mollen

Een mol is te herkennen aan een zwarte tot blauwzwarte gekleurde vacht en spitse snuit, in de vacht verborgen oren en ogen en twee grote graafpoten aan de voorzijde van het lichaam. Mollen zijn praktisch blind, maar kunnen goed horen en ruiken. Mollen zijn goede gravers en zwemmers. Hun schuilplaatsen zijn dan ook vaak te vinden in waterrijke streken. De schuilplaatsen worden gegraven onder hekwerken, afrasteringen en aan de slootkant omdat daar de minste verstoring plaatsvindt door machines of bewerkingen van de grond.
De zelf gegraven gangen vormen een zeer uitgebreid stelsel (soms van 150 meter). In dit gangenstelsel bevinden zich voorraadkamers en nesten. Zij leven van insecten en weekdieren. Zo zijn bijvoorbeeld kevers, wormen en larven zeer populair. Met name in pas ingezaaide tuinen en akkerlanden richten zij veel schade aan omdat één mol in minder dan één jaar vijf kruiwagens grond verzet.